Bij appel- en perenbomen is er sprake van een meerjarige teelt. Vanaf het tweede jaar is er pas een oogst van appels of peren mogelijk. Dit zijn echter kleine hoeveelheden, die worden geproduceerd. Vanaf het derde jaar is er sprake van een redelijke productie. De eerste jaren hoeft er nog weinig gesnoeid te worden. In het derde jaar wordt de wintersnoei belangrijk. Door de wintersnoei wordt de boom in structuur gebracht en de afgedragen takken worden weggeknipt.

Het is belangrijk dat de boomgaard goed wordt onderhouden. Werkzaamheden die worden gedaan zijn het vastzetten van takken met behulp van bindbuis. Er worden bespuitingen uitgevoerd met gewasbeschermingsmiddelen tegen schimmelziektes. Zieke bomen (vruchtboomkanker) worden behandeld door de plek weg te snijden of weg te knippen. Verder kan naar aanleiding van eventuele tekorten aan voedingsstoffen bij de bomen, die worden aangetoond met behulp van bladmonsters, worden voorzien van bemesting. Als de zetting overvloedig is, dan vindt er dunning plaats. Dit begint vanaf juni.

Dunning houdt in dat er appels of peren van de boom worden gehaald om zo de groei van ander fruit te bevorderen. De stelregel is dat er rond de 100 tot 120 appels per boom geproduceerd kunnen worden. Om het fruit optimaal in het licht te krijgen, moet er soms zomersnoei plaatsvinden. Takken wegnemen voor een betere verlichting in de boom heeft als resultaat dat de appels meer kleur krijgen. Vanaf augustus start de oogst en kan er geplukt worden. Dit is de meest hectische maand voor de fruitsector.

Na de oogst wordt fruit opgeslagen in koelcellen met een laag zuurstofgehalte. Dit ter bevordering van het bewaarproces. Wanneer er fruit verkocht wordt, gaat er een cel open en worden de appels/peren gesorteerd op maat en kwaliteit. Het fruit wordt verpakt in het gewenste verpakkingsmateriaal en tot slot gaat het per vrachtwagen naar de klanten.